Nu De Grootse Werkgever Van Nederland op de kaart stond, moesten we natuurlijk wel doorpakken. Met één keer een dubbele pagina in de belangrijkste dagbladen deel je wel een dreun uit, maar ben je er nog niet. Na de introductie gingen we dus bouwen aan het merk. Althans: dat dachten we, dat was de bedoeling.
Of ik wilde helpen met met het benaderen van een aantal ‘ideale’ werkgevers om samen mee op te trekken, als De Grootste Werkgever Van Nederland. Het type werkgever dat ons denken, het visionaire snapt. Dat voldoende massa aan personeel heeft om tractie te maken, dat onlosmakelijk bij de nieuwe generatie hoort en dat de humor en de zelfspot heeft om er sportief mee om te gaan als ze publiekelijk worden benaderd. Dat wilde ik natuurlijk wel.
We bedachten een campagne waarbij we (échte) werknemers van bekende merken wilden aanspreken, in de huisstijl van dat bedrijf, waarbij we ook hun (bekende CEO’s) zouden aanspreken. Dat werd dan: “Beste Lorenzo van Doorn. Wat dacht je ervan als wij je eens weghalen bij Coolblue en Pieter gewoon je salaris blijft betalen?”. Een betere vertaling van de propositie van De Grootste Werkgever van Nederland konden we niet bedenken: messcherp, in één keer de eindwaarde voor de gebruiker communicerend, leuk, opvallend en actueel. Tenminste, dat vonden wij. De betreffende werknemers hadden we natuurlijk stuk-gegoogeld via Linkedin en het spreekt voor zich dat we daar ook een online campagne zouden gaan voeren – alleen een printcampagne in alle landelijke dagbladen is ook zo sneu (en Edward had al weer 3 ton van zijn eigen spaarrekening getrokken, dus we konden het leien). Radio hadden we natuurlijk ook: we belden live in en vroegen naar Pieter Zwart, die je natuurlijk nooit aan de lijn krijgt, maar wat wel een erg leuke radiocampagne opleverde.
Niet wat ik voor ogen had. We kregen wél erg veel aandacht, maar: niet uit de campagne zelf. Die heeft nooit gestaan. Huh? Niet gestaan? Wat was er mis mee, dan? Goeie vraag. Ik denk dat het de eerste keer was (2021), dat ik letterlijk met de cancelcultuur te maken kreeg. De NRC was de eerste die belde: “Of ik de kopregel kon aanpassen en de namen eruit halen”. Zelden zo’n domme vraag gehoord, typisch een advertentieleurder die denkt in verkochte millimeters en niet in het concept dat middels die millimeters gecommuniceerd met worden. “Nee, natuurlijk kan dat niet, dan slaat het hele concept toch nergens op?”. Dus: ik weigerde. Niet lang daarna hing de Volkskrant aan de lijn. Zelfde laken een pak. En toen het FD, waar de bijbehorende radiocampagne al een week op Business Nieuws Radio draaide en waar ze helemaal geen moeite mee hadden gehad om die uit te zenden. Het verhaal was dat alle redacties hadden aangegeven dat ze niet achter de boodschap stonden (ja, dus?) en dat het juridisch niet mocht om de namen te noemen. Dat laatste was niet waar, niks mis mee – je moet het alleen durven. Na een avond lang gevechten tussen advocaten, besloten we de campagne maar terug te trekken – dit ging niks worden. En ja, een aap heeft de neiging uit de mouw te komen. Dat komt-ie nog wel, maar ik zal hem vast verklappen. Die redacties hadden helemaal nergens moeite mee, maar de advertentieleurders hadden er even niet bij stil gestaan dat Pieter Zwart een van hun grootste adverteerders was. En dat die weleens stampij zou kunnen gaan maken. Dus? Geld. Of: angst om geld kwijt te raken. Over kinderachtig gesproken. Zo lang we met z’n allen zo blijven denken, gaat die wet uit 1917 nooit de prullenbak in, natuurlijk.
Janouk Kloosterboer – Co-creatie, co-strategie
Jacqueline Oldenburg – Projectmanagement
Ruben Smeenk – Design